Faalangst bij kinderen en pubers deel 2: Gezonde spanning of faalangst? Zó zie je het verschil

In het vorige deel van deze serie las je hoe faalangst eruit kan zien bij kinderen, en wat je als ouder kunt doen om te helpen. In dit tweede deel gaan we dieper in op een belangrijk onderscheid: het verschil tussen positieve en negatieve faalangst. Want niet alle spanning is slecht: gezonde spanning kan zelfs heel helpend zijn.

Gezonde spanning: positieve faalangst

Iedereen voelt weleens spanning voor een spannende taak of prestatie. Denk aan een spreekbeurt, een toets of een sportwedstrijd. Deze spanning is een natuurlijke reactie van het lichaam: het zorgt ervoor dat je alert bent, geconcentreerd blijft en net dat beetje extra energie hebt om te presteren.

Bij kinderen zie je dit bijvoorbeeld aan:

  • Licht nerveus zijn, maar wél in actie komen
  • Serieus oefenen of zich voorbereiden
  • Een gezonde focus op het ‘goed willen doen’
  • Blij en opgelucht zijn na afloop

Dit wordt ook wel positieve faalangst genoemd. Al zou je het net zo goed gezonde prestatiedruk kunnen noemen. Het kind voelt spanning, maar de spanning werkt motiverend.

 

Als de spanning omslaat: negatieve faalangst

Soms slaat die gezonde spanning door. Het kind voelt zich zó gespannen, dat het niet meer tot presteren komt. In plaats van focus, ontstaat er paniek. In plaats van actie, komt er vermijding of blokkeren. Dan spreken we van negatieve faalangst.

Kenmerken van negatieve faalangst:

  • Fysieke klachten: buikpijn, hoofdpijn, trillen, zweten
  • Niet meer kunnen nadenken of antwoorden geven
  • Zichzelf helemaal ‘vastdenken’: “Ik kan dit niet”
  • Uitstellen, vermijden of afhaken
  • Overmatig huilen of boos worden bij spanning

Negatieve faalangst werkt dus verlammend in plaats van stimulerend. Het zorgt ervoor dat het kind niet meer bij zijn of haar capaciteiten kan komen, ook al is die intelligentie of kennis er wel degelijk.

 

Wanneer wordt spanning ongezond?

De grens tussen gezonde en ongezonde spanning is niet altijd duidelijk, maar er zijn signalen die je als ouder kunt herkennen. Spanning wordt problematisch als:

  • Het kind structureel blokkeert bij spanning of vermijdt wat spannend is
  • De spanning lang voor en na de situatie voelbaar blijft
  • Het kind zichzelf minderwaardig begint te vinden: “Ik ben dom” of “Ik kan niks”
  • De faalangst invloed heeft op het dagelijks functioneren (bijvoorbeeld slaap, eetlust, schoolprestaties)

Het helpt om jezelf af te vragen:
Is deze spanning een tijdelijke prikkel die het kind helpt? Of wordt het een obstakel dat ontwikkeling belemmert?

 

Hoe kun jij als ouder het verschil maken?

Een kind met negatieve faalangst heeft niet alleen geruststelling nodig, maar vooral:

  • Erkenning: “Je vindt dit moeilijk, en dat is oké.”
  • Structuur: help met overzicht en voorbereiding
  • Kleine succeservaringen: laat het kind in veilige stappen ervaren dat het iets tóch kan
  • Focus op proberen, niet op presteren: beloon inzet, niet alleen resultaat

Zo help je spanning weer terug te brengen naar een gezond niveau en bouwt het kind vertrouwen op in zichzelf.

 

Tot slot

Faalangst hoeft niet altijd een vijand te zijn. Gezonde spanning hoort bij het leven en helpt ons groeien. Maar wanneer de spanning doorslaat naar angst die belemmert, is het tijd om in te grijpen.

In het volgende deel van deze blogserie duiken we in de verschillende vormen van faalangst: cognitief, sociaal en motorisch. Want faalangst ziet er niet bij elk kind hetzelfde uit en vraagt dus ook om een andere aanpak.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.