
Voor veel kinderen en pubers is het dagelijkse leven gevuld met nieuwe ervaringen, uitdagingen en verwachtingen. Of het nu gaat om een spreekbeurt, een toets, een sportwedstrijd of sociale situaties, vriendschappen en groepsdruk. Voor sommige kinderen zorgt dit voor een flinke dosis spanning. Zoveel zelfs, dat ze blokkeren of situaties gaan vermijden.
Misschien herken je het bij je eigen kind: buikpijn voor school, huilen voor een spreekbeurt of helemaal dichtklappen bij een toets. Dit kan duiden op faalangst: de angst om fouten te maken, om niet te voldoen aan verwachtingen, of om anderen teleur te stellen.
In deze blogserie ga ik dieper in op wat faalangst precies is, hoe het zich uit, en vooral: hoe je er als ouder op een ondersteunende manier mee om kunt gaan. In dit eerste deel lees je over de basis: hoe je faalangst herkent en wat je kunt doen om een kind met faalangst te helpen.
Wat is faalangst eigenlijk?
Faalangst is meer dan alleen zenuwachtig zijn. Het is een intense angst die verlammend kan werken. Kinderen met faalangst kunnen last krijgen van lichamelijke klachten zoals buikpijn of hoofdpijn, of ze vermijden situaties waarin ze kunnen ‘falen’. Vaak zijn dit juist de kinderen die het heel graag goed willen doen, perfectionistisch zijn, gevoelig, of met een sterk verantwoordelijkheidsgevoel.
Vanaf welke leeftijd komt faalangst voor?
Faalangst kan zich al op jonge leeftijd ontwikkelen. Soms zie je de eerste signalen al bij kinderen in de onderbouw van de basisschool (vanaf 5 à 6 jaar). Ze durven bijvoorbeeld geen antwoord te geven in de kring, willen niet tekenen omdat het “niet mooi genoeg” is, of worden heel boos of verdrietig als iets niet lukt.
Toch is faalangst op die leeftijd vaak nog vluchtig of situatiegebonden. Het hoort deels ook bij de ontwikkeling van zelfbewustzijn en sociale vergelijking.
Wanneer wordt faalangst sterker of hardnekkiger?
Rond de leeftijd van 8 à 9 jaar neemt het zelfbewustzijn toe en gaan kinderen zichzelf vaker vergelijken met anderen. Ze beseffen beter wat “goed” of “fout” is, wat anderen van hen vinden, en willen graag aan verwachtingen voldoen. Als ze gevoelig zijn voor kritiek of perfectionistisch zijn, kan faalangst dan sterker wortelen.
In de puberteit kan faalangst verder toenemen, vooral door sociale druk, prestatiedruk op school, en een groeiende behoefte om te voldoen aan externe normen.
Feitjes over faalangst:
- Ongeveer 1 op de 7 kinderen heeft in meer of mindere mate last van faalangst.
- Er zijn drie hoofdvormen van faalangst: cognitieve (bij schooltaken), sociale (bang voor oordeel van anderen) en motorische (bij lichamelijke of praktische taken).
- Kinderen met faalangst kunnen hard werken en toch slechte cijfers halen, of juist hoge cijfers halen en alsnog het gevoel hebben dat het niet goed genoeg is.
- Faalangst versterkt zichzelf: hoe vaker een kind spanning of mislukking ervaart, hoe groter de angst voor een volgende keer wordt.
- Perfectionisme en faalangst gaan vaak samen, maar zijn niet hetzelfde.
- Faalangst uit zich niet altijd in huilen of terugtrekken: sommige kinderen reageren juist met boosheid of vermijding.
- Gezonde spanning motiveert, faalangst belemmert. Het verschil zit in de mate en de impact op gedrag.
- Je kunt faalangst goed begeleiden, ook zonder meteen een intensief traject. Kleine stapjes en positieve ervaringen maken al veel verschil.
Wat kunnen we doen als een kind of puber faalangst ervaart
Wanneer een kind last heeft van faalangst, is het van groot belang dat zijn of haar gevoelens serieus genomen worden. Goedbedoelde geruststellingen zoals “Het komt vast goed” of “Je hoeft je geen zorgen te maken” schieten vaak tekort. Niet omdat je als ouder het verkeerd bedoelt, maar omdat het kind op dat moment deze geruststellingen simpelweg niet als waar ervaart.
Wat wél helpt, is het erkennen van het gevoel. Zeg bijvoorbeeld:
“Ik zie dat je het spannend vindt, en dat is heel begrijpelijk.”
Door te laten merken dat je het gevoel begrijpt, voelt een kind zich gehoord en gesteund. Dit is de eerste, en misschien wel belangrijkste stap.
Van erkennen naar kleine stappen
Zodra het kind zich begrepen voelt, kun je samen kijken naar kleine stappen die het aandurft ondanks de spanning. Bijvoorbeeld: één vraag stellen in de klas, een presentatie oefenen voor een vertrouwd iemand, of een toetsmoment voorbereiden in een rustige setting. Niet omdat de angst meteen weg moet zijn, maar juist om te ervaren: “Ik vond het spannend, maar ik heb het tóch geprobeerd.”
Kinderen bouwen zelfvertrouwen op door dit soort ervaringen. Niet door alles perfect te doen, maar door te merken dat ze iets spannends aankunnen. Het is dus belangrijk om de nadruk te leggen op het proces, niet op het resultaat.
Drie dingen die écht helpen bij faalangst:
- Erken het gevoel, in plaats van het weg te praten.
“Je vindt dit lastig, dat snap ik.” Dat is al heel krachtig. - Moedig aan om in kleine stapjes te doen wat spannend voelt.
Niet forceren, maar samen kijken naar wat wél haalbaar is. - Focus op het proberen, niet op de uitkomst.
“Wat goed dat je het geprobeerd hebt!” doet meer dan “Goed zo, je hebt het gehaald.”
Tot slot
Faalangst verdwijnt niet vanzelf, maar met de juiste begeleiding kunnen kinderen leren omgaan met die spanning, stapje voor stapje. Niet door de angst weg te duwen, maar door te ervaren dat ze ondanks de angst toch kunnen handelen. Dat geeft vertrouwen dat blijft groeien.
In de volgende delen van deze serie ga ik verder in op thema’s als:
- De verschillende soorten faalangst (cognitief, sociaal, motorisch)
- De rol van perfectionisme
- Het verschil tussen positieve en negatieve faalangst
- Het verschil in hoe faalangst zich uit bij pubers en bij kinderen
- Hoe ouders (onbewust) faalangst kunnen versterken en wat je anders kunt doen
- Praktische oefeningen om het zelfvertrouwen van je kind te vergroten
- Wanneer is het goed om hulp te zoeken bij faalangst?
Reactie plaatsen
Reacties